,,Als je eenmaal gewend bent aan een leven waarin je zelf nauwelijks iets te zeggen hebt dan wordt het heel moeilijk om daar verandering in te brengen.” Het is nog rustig op de brede straten in Minsk als studente Alina Dmitrovich naar de universiteit in het centrum loopt. De gebouwen langs de weg zijn massief, hoekig en grauw. Op een enkele muurschildering na, vaak doordrenkt met Sovjet-symboliek, bestaat het kleurpallet van de stad uit verlopen aardetinten. Alsof de wereld door een twintig jaar oude beeldbuis-tv wordt getoond.
Op de persvrijheidsmonitor die jaarlijks wordt gepubliceerd door de internationale organisatie Reporters without Borders staat Wit-Rusland op de 157ste plaats (lager dan Rusland, Irak en Libië). Journalisten die volgens de overheid over de schreef gaan worden regelmatig gearresteerd en veroordeeld voor strafbare ‘feiten’ zoals extremisme of vloeken in het openbaar. Wie zonder de juiste papieren werkt kan hoge boetes krijgen. Het ministerie van informatie deelt geregeld officiële waarschuwingen uit aan media die te kritisch zijn. Na drie waarschuwingen moeten mediakanalen per direct de deuren sluiten.
Alina houdt de rest van haar woorden even achter haar tanden totdat ze buiten het gehoorveld van twee jonge mannen in militaire uniforms is. Ze studeert communicatie op de faculteit voor journalistiek van de staatsuniversiteit. Dit gebouw deelt ze met bijna 1600 journalistiek studenten. Voor de meesten wacht een toekomst bij een staatsmediakanaal, onafhankelijke journalisten zijn een uitstervend ras in Wit-Rusland.
Alina voelt zich zichtbaar ongemakkelijk bij het gesprek en weegt haar woorden voorzichtig af. ,,Misschien als de bevolking zich zou verenigen zouden we een revolutie kunnen starten en de regering omver kunnen werpen, maar wat dan? Wij hebben een leider nodig die ons verenigd en in Wit-Rusland is er maar één sterke leider en dat is president Aleksandr Loekasjenko.
,,Wit-Russen zijn niet gemaakt voor democratie."
Nummer 157 op de persvrijheidsmonitor
Verder lezen